RIO DE JANEIRO (2)

Niek Kruisheer

Misschien kom ik van de verkeerde kant. Misschien maakt het mengsel van jet-lag en angst mij te ontvankelijk. Misschien omdat ik niet herken wat ik plotsklaps voor mij zie: het treft me als een onhoorbaar aangevlogen pijl.

Ik sta onder een immense betonnen kegel, een buitenwereldrijk raadsel, en vergeet alles na een dag van sprinten door het op deze zondag beangstigend verlaten centrum van Rio de Janeiro.

Tegen het advies van mijn hotel bezocht ik dit stadsdeel en draag mijn camera als vonnis in de hand: overduidelijk een domme toerist, verdwaald hier. Om de 500 meter staat een politieauto met draaiende motor en zwaailichten aan. Daar tussen: lege straten, zijstraten, stegen, portieken en holten waar uit groepjes jongeren, drugsverslaafden, zwaar gebouwde mannen mij uit het duister sissend manen dichterbij te komen, vriendelijk toelachen, vuisten ballen, vervloeken als ik door loop. Een met jankende sirene voorbij razende brandweerauto voorkomt dat ze me achtervolgen. Ik voelde me ondanks mijn zomerkleding een mannelijk naakt, meer wild dan jager. Wat is dit vreemde rustpunt in de stadse jungle.

Ik sta aan de achterkant, zo blijkt later, en kijk omhoog langs een geperforeerd oppervlak dat, naar mijn misleidde schatting, pas in de hemel op gaat in het niets. De combinatie van gebutste containers en een merkwaardig koperen beeld met geamputeerde arm geeft mij geen clou voor wat ik zie. Het kan een koeltoren zijn (midden in de stad?), een silo, een megalomaan kunstwerk.

Het blijkt, als ik er om heen loop en de toegang vind, de Catedral São Sebastião do Rio de Janeiro. Een conus met een diameter van 96 meter op de begane grond, 106 meter hoog en één ruimte. De geschubde betonnen mantel laat de wind en indirect licht door. Binnen heerst een majestueuze rust. Er kunnen 20.000 gelovigen in de kathedraal, maar er zijn er niet meer dan 10. Vier stroken glas in lood van de voet tot de top geven de ruimte kleur en levendigheid. Naast het bescheiden altaar staat er slechts een barokke draagstoel en een koets met de beschermheilige van de stad. In de hoogte zweeft een reusachtig christusbeeld, toch nog klein in deze grootse ruimte.

De verlaten omgeving is een collage van grote gebouwen uit de tweede helft van de 20ste eeuw en enkele restanten van de oudere stad. Een indrukwekkend aquaduct uit 1750, het Arcos da Lapa plaatst de ruimte in een vreemd perspectief als in het schilderij van de Chirico, “Melancholie en mysterie van een straat” wat ik mij herinner van de cover van “Het architektonies denken” (let op de spelling!) van Alexander Tzonis. Verplichte literatuur voor architectuurstudenten van mijn generatie (afgestudeerd in 1987) maar kort daarna met het gehele vakgebied van architectuurtheorie en architectuurgeschiedenis uit het curriculum geschrapt.

Op mijn tocht door het centrum viel me op hoe oude gebouwen met hun bescheiden afmetingen een eigen orde vormen in het stedelijk grid van betonnen blokken uit de vorige eeuw. Het contrast tussen het kleine en gedecoreerde en het grote anonieme is zo groot dat het zelden lukt het als één stad te zien.

Het wordt laat en ik besluit mijn hotel in het centrum te verruilen voor een AirBnb adres in Copacabana. Dit stadsdeel blijkt veel aangenamer met minder hoogbouw en meer gewoon straatleven; winkels, restaurants, levendige pleintjes. Ik ontdek een prachtig art-deco pand, een Hadid in aanbouw en het strand. Het is wat betrokken en ik zal wel ongeveer de enige bezoeker van Rio zijn die zich het roemruchte strand van Copacabana herinnert als volkomen verlaten.

 

Meer fotos van Rio zijn hieronder te zien.